Nieuwe tendensen in de onkruidbestrijding bij maïs

Dit bericht werd geplaatst in Praktijkonderzoek op .

Onkruidbestrijding is tot op heden het grootste en vrijwel enige frequent optredend fytosanitair probleem in de maïs. Enge vruchtwisseling in combinatie met een beperkte middelenkeuze zorgde ervoor dat de laatste decennia in Vlaanderen een typisch monotone en moeilijk te beheersen maïs onkruidflora ontstond. Vooral op warmere zandgronden kent men het probleem wat telers noopt tot het inzetten van complexe mengsels aan relatief hoge dosissen.
Het verdwijnen van atrazin en het beperkt aantal terbutylazin combinaties dat nog aangeboden wordt,heeft geleid dat onkruiden die in het verleden weinig problemen stelden, nu moeilijk beheersbaar dreigen worden. Deze evolutie verplicht de praktijk steeds opnieuw uit te kijken naar nieuwe herbicidecombinaties en –strategieën. .
Het verdwijnen van oude goedkope middelen (Cl-triazinen) zet de poort open naar nieuwe, recent ontwikkelde actieve stoffen die moeten ingepast worden in onkruidbestrijdingschema’s en maakt dat alternatieve onkruidbestrijdingsconcepten in de actualiteit komen (b.v. spuitschema’s op basis van verlaagde dosissen, integratie van chemisch en mechanisch, e.a.).
Sinds jaren leggen de partners van het LCV onkruidbestrijdingsproeven aan bij maïs. Jaarlijks worden er minimaal 10 verschillende schema’s bekeken naar hun efficiëntie. Op basis van deze proeven, aangevuld met informatie van andere proeven en ervaringen, tracht het LCV een advies te formuleren voor de onkruidbestrijding van maïs onder diverse omstandigheden.

Projectcoördinator: Hogeschool Gent, Departement BIOT