Geïntegreerde onkruidbestrijding in maïs wordt een noodzaak

Dit bericht werd geplaatst in Nieuws, Praktijkonderzoek op .

Onkruidconcurrentie blijft in Vlaanderen het enige significant en algemeen voorkomend fytosanitair probleem in de maïsteelt. Maïs bezit immers in ons koude voorjaar, met zijn tropische genetische achtergrond en daardoor trage jeugdgroei, weinig concurrentiekracht tegen onkruiden. De relatief ruime rijafstand van 75 cm en een goed aangepaste onkruidflora versterken nog het effect van het gebrek aan concurrentiekracht. Maïs die 2-3 weken groeit met aanzienlijke onkruidconcurrentie verliest snel 10 tot 20 % van zijn opbrengstpotentieel. Daarenboven is de stengelbasis minder stevig uitgegroeid met verhoogde kans op legering als gevolg.

De onkruidflora van maïs is gevarieerd maar bestaat uit vooral warmte minnende soorten die hetzelfde kiemings- en groeiritme hebben dan maïs en dus bijzonder concurrentieel zijn (melganzevoet, zwarte nachtschade, gierstgrassen, …). Nogal wat van de ‘typische’ maïsonkruiden worden eveneens gekenmerkt door een lange periode waarbinnen ze kunnen kiemen zodat steeds nieuwe kiemelingen ontstaan die moeten bestreden worden. Een enge vruchtwisseling en monocultuur bevoordelen de aan maïs best aangepaste onkruidsoorten met een sterke uitbreiding van deze soorten als gevolg. Deze onkruidflora bestaande uit een beperkt aantal soorten (melganzevoet, zwarte nachtschade, veelknopigen, haagwinde en gierstgrassen) die perfect aangepast is aan het ontwikkelingsritme van maïs waardoor de concurrentiekracht van deze flora groter is dan deze dat we gemiddeld aantreffen.

De onkruidbestrijding in maïs gebeurt vandaag grotendeels chemisch. Het grote areaal maïs in combinatie met een intensief of verkeerd herbicidengebruik geeft aanleiding tot nog andere problemen: door afspoeling; uitspoeling in drainwater; door het onzorgvuldig omgaan met lege verpakkingen van spuitmiddelen, doppen en verzegeling van spuitbussen en reinigingswater worden bepaalde maïsherbiciden frequent teruggevonden in oppervlaktewater. Het onvoldoende naleven van bufferzones kan deze problematiek nog vergroten. Hierdoor komen werkzame stoffen niet alleen vanuit wetgevend standpunt onder druk te staan maar staat de inzet van gewasbeschermingsmiddelen maatschappelijk meer en meer ter discussie.

Sinds 1 januari 2014 is de Europese IPM-richtlijn van kracht (EU Dir. Su 2009/128). Een geïntegreerde gewasbescherming is een ruim begrip maar impliceert in essentie dat meerdere beheersings- en bestrijdingstechnieken worden gecombineerd om aldus de inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te beperken. Een bijkomend voordeel is dat door verschillende bestrijdingsstrategieën te combineren de selectie naar resistentieontwikkeling bij de target organismen nagenoeg onbestaande is. Toegepast op onkruidbeheersing betekent dat alle teelttechnische, preventieve en diverse bestrijdingsmaatregelen met een impact op de onkruidpopulatie worden gecombineerd om te komen tot een adequate onkruidbeheersing.

Volledig artikel: Onkruidbestrijding_mais_maart2014

Projectcoördinator: Hogeschool Gent, departement BIOT