Start opvolging van de afrijping van de kuilmaïs: situatie op 6 september

Dit bericht werd geplaatst in Nieuws, Praktijkonderzoek op .

Sinds 2003 worden in het kader van het LCV op een 15-tal locaties in Vlaanderen enkele kuilmaïs-rassen uitgezaaid met als doel de afrijping van de maïs in Vlaanderen op te volgen. In 2013 werken PVL Bocholt, Hogeschool Gent – departement BIOT, VTI Poperinge, LTCW Sint Niklaas, POVLT Beitem, VITO Hoogstraten, Hooibeekhoeve Geel, PIBO Tongeren en het CIPF mee aan dit observatienetwerk. Voor elke landbouwstreek beschikken we over gegevens van een aantal velden zodat we ook de eerder streekgebonden evoluties in kaart kunnen brengen. Omdat niet iedere landbouwer vroeg kan of wil starten met de maïszaai worden op 2 zaaidata (een vroege en een late zaai) telkens 3 rassen uitgezaaid.

 

Met dit project ter opvolging van de afrijping van de silomaïs hoopt het Landbouwcentrum elk jaar wat extra ondersteuning te bieden bij het plannen van de oogst op uw bedrijf. Uiteraard is de situatie bij elke landbouwer uniek en moet men zelf voldoende tijd nemen om de afrijping van de eigen velden op de voet te volgen. Een te vroege oogst kan opbrengstverliezen en ook sapverliezen in de kuil met zich mee brengen. Wanneer te laat geoogst wordt zal de droge maïs moeilijker ingekuild kunnen worden, vaak met bewaarproblemen tot gevolg.

 

Hoewel het vrij koud en droog was bij de aanvang van het zaaiseizoen kon de eerste maïs zonder noemenswaardige problemen gezaaid worden. Door de koude duurde het lang voor de maïs boven stond. De jeugdgroei was algemeen genomen zeer traag. Een aantal percelen kregen het zwaar te verduren en de plantjes stonden er lang zwak en geel bij. Een deel van de jonge plantjes stierf zelfs volledig af.

 

In mei werd de zaai verstoord door aanhoudende regenperiodes. Dit zorgde ook voor grote vertragingen bij maïs die na een snede raaigras ingezaaid werd. Het gras had door het koude en droge voorjaar al achterstand opgelopen maar als het gras eindelijk wat massa had opgebouwd zorgde de regen voor het verder uitstellen van het maaien van het gras. De meeste maïs na gras werd in de tweede helft van mei ingezaaid.

 

Door de trage groei van de vroeg gezaaide maïs en de betere omstandigheden voor de later gezaaide maïs bleef de achterstand van de late zaai dit jaar beperkt. Globaal stond alle maïs echter wel achter op een normaal groeiseizoen. Begin juli leek de situatie nog desastreus omdat de maïs op de meeste plaatsen nog geen meter groot was. Daarna verbeterde de situatie enorm. De bloeiperiode vond plaats in goede omstandigheden en de bloeidata waren op veel plaatsen niet veel later dan gewoonlijk.

 

Hoewel men toen nog voorspelde dat de meeste maïs pas vanaf eind september of begin oktober zou geoogst worden zien we nu toch al de eerste hakselrijpe maïs. De zeer warme nazomer van verleden week heeft op zandgrond hier en daar voor ernstige droogtestress gezorgd. Een aantal meer gevoelige rassen krulden volledig op en verdroogden terwijl het sap nog uit de korrels genepen kon worden. De recente regen heeft de meeste getroffen percelen gered maar op een aantal percelen zullen de planten toch te ver uitgedroogd zijn om nog een normale afrijping door te maken.

 

Gemiddeld genomen zitten de droge-stofgehaltes op de locaties van ons observatienetwerk nog enkele weken verwijderd van het oogsttijdstip. De in april gezaaide perceeltjes komen gemiddeld uit op 25% DS. We zien dat de maïs die in de loop van mei gezaaid werd eveneens 25%DS haalt. Een deel van de reden is het vervangen van het latere ras Subito door het veel vroegere P8057. Maar als we naar de gemiddeldes per ras kijken zien we toch dat Torres op hetzelfde DS gehalte zit bij de vroege en late zaai. Voor LG30218 zien we wel een voorsprong van 1% voor de vroeger gezaaide veldjes.

 

Globaal genomen steeg het DS gehalte vergeleken tussen vrijdag 30 augustus en 6 september met een goede 2%. Door het terugvallen van de temperatuur en de regen van de afgelopen dagen mogen we normaal een vergelijkbare stijging verwachten voor deze week.

 

Op basis van het algemeen beeld zou men dus kunnen denken dat de oogst overal nog ver voor ons ligt. Toch is de situatie erg streekgebonden. In de Kempen is men toch al duidelijk verder gevorderd en halen sommige percelen vlot de 34%DS. De hakselaars zijn daar al meer dan een week actief. Ook onze locatie te Schaffen geeft aan dat sommige percelen nu klaar zijn om te hakselen. Het proefveld in Tongeren evolueert ook vlot en kan binnen 1 tot 2 weken ingekuild worden.

 

We kunnen dit jaar opnieuw een lang uitgespreide oogstperiode verwachten. De meeste maïs oogt nog zeer groen en de cijfers wijzen dat ook uit (DS% van 20-25%). Maar toch mogen we er niet van uitgaan dan al die groene maïs pas eind september of zelfs later geoogst zal worden. Als men de kolven inspecteert, voelt men in sommige velden al dat er nog maar weinig melk uit de korrels kan geperst kan worden. De kolven rijpen daar dus al mooi af en dat betekent dat de oogst voor één van de komende weken zal zijn. Zeker op lichte gronden raden we aan om uw vroegst gezaaide percelen te inspecteren. Hierbij mag je niet op het uizicht van de buitenste rijen af gaan. De beste manier is om minstens 10 rijen in het veld een aantal kolven te ontbladeren en daar de hardheid van de korrels na te gaan.

 

 afrijpingKM_06092013

Projectcoördinator: namens LCV: Jurgen Depoorter